Færøer
De Færøer is een eilandengroep ten noorden van Schotland. Buiten de hoofdstad Tórshavn en het noordelijker gelegen Klaksvík is er een veelheid aan kleinere gemeenschappen. Verder is er vooral pure natuur met heel veel schapen. De ruige hoge kliffen aan de westkust zijn ideale broedplaatsen voor zeevogels, zoals Atlantische papegaaiduikers, Alken, Jan-van-genten en Drieteenmeeuwen, die er dan ook in groten getale voorkomen.
De eilanden worden soms aangedaan door (expeditie)cruiseschepen op weg naar het hoge noorden. Er wordt dan een enkele dag (vaak in Tórshavn) doorgebracht. Wilt u de eilanden echt verkennen? Vlieg er dan heen en ga met een huurauto op pad of vaar over vanuit Denemarken met de Smyril Line en neem uw eigen auto, motor, camper of fiets mee.
Algemeen
De Færøer is een archipel van 18 eilanden. De hoofdstad Tórshavn ligt op het grootste eiland Streymoy. De Færøer (letterlijk: schapeneilanden) behoren tot het koninkrijk Denemarken, maar men heeft een grote mate van zelfbestuur. Men heeft een eigen parlement en een eigen vlag.
Ondanks dat de Færøer tot Denemarken behoort, is de archipel geen lid van de EU.
Er wonen circa 53.500 mensen (telling 2024) op een oppervlakte van iets minder dan 1400 km².
De officiële taal is het Færøers. Daarnaast spreken steeds meer mensen ook Engels.
De Deense Kroon (DKK = ca. € 0,14) is het wettig betaalmiddel. Op de Færøer zelf wordt de Færøer Kroon gebruikt die in principe gelijk is aan de Deense Kroon, maar die buiten de Færøer niet te gebruiken of in te wisselen is.
Klimaat
De Færøer hebben een zeeklimaat, d.w.z. zeer wisselvallig weer. Dagen met mist, wind en neerslag worden afgewisseld met zonovergoten dagen. Jaarlijks valt er ongeveer 1500 mm neerslag. Dat is twee keer zoveel als in Nederland. De meeste neerslag valt in december en de minste neerslag valt in mei.
De gemiddelde zomertemperatuur ligt rond de 12°C en de gemiddelde wintertemperatuur ligt rond de 3°C. In de winter kan er sneeuw vallen, zeker op de hogere bergen.
Landschap
De eilanden zijn van vulkanische oorsprong. Er is dan ook veel basalt en tufgesteente te vinden. Tot zo'n 10.000 jaar geleden heeft er zelfs een ijskap op de eilanden gelegen. De hier vanaf stromende gletsjers hebben in het landschap diepe fjorden en komvormige dalen (cirques) uitgesleten. Aan het einde van deze dalen zijn soms zelfs zandstranden te vinden.
De (noord)westkust kent voornamelijk steile, hoge kliffen. Wind en water hebben hier de meest fantastische poorten en pilaren gevormd. Over het ontstaan van de meeste van deze pilaarvormige rotsen bestaan in de Færøerse sagen de mooiste verhalen.
Het hoogste punt van de eilanden is de berg Slættaratindur met een hoogte van 882 m.
Flora
Van nature komen er slechts enkele lage wilgenstruiken, jeneverbessen, struikheiden en bosbessenstruiken voor. Schapen, wind en zout dat met de zeewind meegevoerd wordt, zorgen ervoor dat de meeste planten en bomen hier niet overleven. Ondanks verwoede pogingen en experimenten met bomen uit verschillende werelddelen, blijft bomengroei beperkt tot enkele percelen in Tórshavn en in particuliere tuinen.
In beschutte dalen en op de grotere eilanden net iets naar het binnenland kunnen planten volop tot bloei komen. Zo kleuren dotterbloemen in het vroege voorjaar de meeste oevers van sloten en waterlopen knalgeel. In de bermen groeien pekanjers, grasklokjes en diverse orchideeën. Ook de Rozenwortel is op de Færøer op de meest onmogelijke plaatsen te vinden. Verder is er natuurlijk een oneindige hoeveelheid grasland waar de schapen grazen.
Fauna
De noordelijke en westelijke basaltkliffen vormen de ideale broedplaatsen voor zeevogels. Het is daarom niet vreemd dat hier ieder voorjaar onder andere Atlantische papegaaiduikers, (Zwarte) Zeekoeten, Drieteenmeeuwen, Noordse stormvogels en Jan-van-genten in ontelbare aantallen op de hoge richels broeden.
In de graslanden en bij meertjes zijn Grote Jagers, Kleine Jagers, Roodkeelduikers en diverse strandlopers te vinden. Langs de stranden is de nationale vogel, de Scholekster te vinden. En dan zijn er natuurlijk de circa 70.000 schapen, die in het voorjaar ook nog eens lammetjes krijgen, waardoor het aantal aan het einde van de zomer voor de slacht tot een kleine 200.000 is opgelopen.
In de wateren rond de eilanden leven zeehonden, robben en walvissen (o.a. Grienden, Dwergvinvissen en Orka's.)
Geschiedenis
Ruim 1200 jaar geleden vestigden Vikingen zich op de Færøer. Zij introduceerden hier schapen, die los over de eilanden liepen en daarmee de oorspronkelijke begroeiing vrijwel geheel verwoestten.
In 1035 zwaaide de Noorse koning de scepter op de Færøer. Nieuwe immigranten vestigden zich op de eilanden. De bevolking nam in die tijd toe tot ongeveer vierduizend mensen. Men leefde in die tijd van visserij, schapenteelt, vogelvangst en walvisvangst.
In 1380 namen de Denen de macht over. De Deense koning gaf vergunningen uit voor handel aan kooplieden uit steden als Bergen, Hamburg en Kopenhagen. Een eenzijdig ingesteld visverbod voor Engelsen en Hollanders werd met voeten getreden.
Mede hierdoor besloot de Deense monarch zich achter Napoleon te scharen en zodoende tegen Engeland en Holland te vechten.
In 1808 slaagden de Engelsen er in korte tijd in Tórshavn te bezetten. Echter, ook na de nederlaag van Napoleon in 1814 kon Denemarken de Færøer behouden. In de jaren daarna groeide de visserij en de vangst van Grienden steeds uit. Uiteindelijk werd de export van vis(producten) belangrijker dan de export van wol.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de eilanden bezet door de Engelsen, om te voorkomen dat de Duitsers vanuit Denemarken hier naartoe zouden doorstoten. Na de bevrijding van Denemarken vertrokken de Engelsen weer. Echter onder de Færøerders werd de drang naar zelfstandigheid steeds groter. In 1946 werd er een referendum gehouden voor onafhankelijkheid, maar zonder het beoogde resultaat. De Denen negeerden de uitslag en de Færøer bleven onder Deense gezag. Uiteindelijk kregen de Færøer in 1948 zelfbestuur.
Tegenwoordig zijn vooral de inkomsten uit olieboringen van groot belang voor de eilandbewoners.
Reismogelijkheden
De Færøer zijn per vliegtuig te bereiken vanuit Denemarken (Kopenhagen en Billund), vanuit Engeland (Londen), vanaf Keflavík (IJsland) en vanuit Noorwegen (Bergen). De veerdienst Smyril Line heeft wekelijkse afvaarten vanuit Denemarken (Hirtshals). Verder zijn er diverse (expeditie)cruises die de eilanden kortstondig aandoen.